woensdag 20 augustus 2014

Brussel, dat is een beetje zoals ketchup.

Het is niet zo dat het vorige week begon.
Het is ook niet zo dat het bleef eind juni.
Het was een beetje zoals een bus ketchup die bijna leeg is.
Het druipt zachtjes in je hoofd, en plots is er een explosie van smaak op je bord.
Ja, ik geloof dat het een beetje zo zal gaan. 


Genadeloos kruipt het einde van de vakantie onder je huid. Ik merkte het al aan de reclameblaadjes. Welke boekentassen zullen er dit jaar op de rekken staan blinken? Ik vermoed dat Monster-high hoog zal scoren bij het derde leerjaar. Het derde leerjaar, ze worden groot, die kleintjes van mij.
Drup. Het sijpelde zachtjes binnen. Het begon met een Vossenmarkt vorige week. Een vleugje Brussel. Een beetje multiculturen. Snel even langs de Chinese supermarkt. Onze hoofdstad ten top. Zoeken naar bekende snoetjes in de grote mensenmassa. Je weet maar nooit. Ze bleven weg. Het deed me wat meer dan ik had verwacht. Nog even... 

Drup. Op de trein. "...stopt in Brussel-Noord...". Nog meer ketchup. Zenuwachtig duw ik op de bel. De ingelegde gember uit de Chinese supermarkt verdween een week geleden uit onze ijskast. Een week verder. Een week dichter. Bijna wil je stiller praten, alsof het hele schoolgebouw in een diepe slaap ligt en je het nog niet wil wekken. Laat het nog maar even, er komt nog genoeg drukte.
14 Dagen komen er aan. Het wordt absoluut fantastisch. Honderden stiften, kleurpotloden en balpennen vragen om een juiste doos. Themamateriaal sloop stiekem in foute archiefbakken tijdens de zomermaanden. 
De ijskast vergat om het pakje hesp weg te gooien en de pompoenplant van juf Griet is klaar voor de soep. 



Nog 11 dagen. De boekentassenrekken zullen klaar zijn. De juffen en meester nerveus. De kinderen opgeboend. Ja, nog eventjes wachten, en dan... explosie van Brussel, op mijn bord. 



maandag 21 oktober 2013

Klaar en duidelijk.

Voor de visitatiecommissie. Als alumni, of op z'n Nederlands -we spreken al genoeg talen in Brussel-, als oud-student. 


Alle ogen kijken mijn richting uit. Ze wachten op een antwoord. In mijn hoofd lijken woorden heen en weer te schieten, als op hol geslagen pingpongballetjes. Ik tuit m'n lippen en zoek naar het juiste antwoord, maar ik weet eigenlijk echt niet of er ook maar iets juist kan zijn.
"Was u er klaar voor?", vraagt de stem opnieuw. Ik kijk op en besef dat ik heel diep in gedachten verzonken was.
Aarzelend produceer ik woorden. Het lijkt alsof ik daar aan de overkant van de tafel zit en naar mezelf kijk. Dieprood. "Eh..."

Reflecteren heet dit. Terugblikken op. Hoe het ging en hoe het gaat. Wel, na 15 maanden in een Brusselse context, en wat korte andere vervangingen -hallo onderwijswereld-, kan ik vaststellen dat ik er nog steeds niet klaar mee ben. Ik trek en sleur aan eigen inzichten. Ik bots op muren en voel het schaamrood. Maar, ik word steeds ook meer mens. Menselijker. 
Neen, ik ben er nog steeds niet klaar voor, ik roep mijn collega's soms bijna wanhopig om hulp. En dan, zij mij. Ik reflecteer me te pletter, en echt waar, ik had er -in mijn opleiding- een broertje aan dood. Maar, het werkt. 

Tot dat inzicht ben ik dus al gekomen. Dus, misschien was ik er dan toch klaar voor. Kan je er nooit echt helemaal klaar voor zijn?  Doen wat je kunt, is dat genoeg? En bewust zijn dat het volgende keer alleen maar beter kan gaan? Niet meer de moed laten zakken bij een gesprek, waar de taal als muur tussen de ander en mij staat. Maar blij zijn, dat die glimlach en handdruk veel meer zei dan wat ik eigenlijk zeggen kon met woorden. "Ja mevrouw, ik geloof in je kind." 
Alleen lijk ik aan mezelf nog af en toe nog te twijfelen.

Dan kijk ik glimlachend op. Ja, ik ben een twijfelaar. En ik weet dat je nu lacht. Want je weet het. Doe ik wel genoeg voor hen? Hoeveel kan er nog bij? Hoe ver mag ik gaan? Heeft differentiatie grenzen dan? Of niet? Is mijn draagkracht wel groot genoeg?

 Ja, ik was er klaar voor. Lesgeven doe je met een open hoofd. Met een open hart. Begrijpen wat er leeft in een kind. In een leefwereld. En ja, in een cultuur. Open hoofd. Open hart. En, een dosis oneindig veel geduld, met een kind maar vooral... met mezelf. Om tegen de muren te lopen en te denken dat ik toch weer een stapje was overgeslagen. Te snel gegaan.

Duizenden woorden blijven heen en weer gaan, tussen mond en hoofd. Ik adem in en waag mijn kans. "Voor Brussel kan je niet klaar zijn, meneer. Het was té overweldigend. Té indrukwekkend. Het is explosief voor lichaam en geest. Het geeft je een heldere kijk. Dus meneer, ik reflecteer verder, met een klare blik. Ja, ik ben er klaar voor."




maandag 7 oktober 2013

Habibi, kom je juffen?

"Habibi habibi", klinkt het van onder de trap.
Ik kan alleen maar over de leuning hangen en kijken wie die glimlach op mijn gezicht toverde. De meisjes van hét tweede leerjaar -we hebben er namelijk maar een, het mijne!-, staan kushandjes te gooien in mijn richting. Ik zou ze eigenlijk wat streng moeten vragen om tussen de boekentas-rekken uit te komen, maar ik kan alleen maar glimlachen en een kushand terugwerpen.
"Ga maar wat andere habibi's zoeken!", zeg ik dan en wijs in de richting van de speelplaats. Ze hebben mij van kop tot teen ingepalmd, die grieten. Als ze gillend achter elkaar lopen en elkaar met zoentjes beplakken, wordt mijn glimlach alleen groter. Gekkerds.

Veertien maanden geleden liep ik Brussel voor het eerst binnen. Het was als een soort mierenhoop. Ik stond erbij, en keek er naar. Letterlijk, in het station van Brussel Noord. Te kijken, te wachten, tot ik zonder te worden vertrappeld kon invoegen in die mensenmassa. Tot aan spoor 11. En dan, nog met de nodige achterdocht, de trein op.
De achterdocht is verdwenen, de mierenhoop bleef. Alleen maak ik er nu zelf echt deel van uit. Als ik om 6u30 mijn wagen in stap, met de ene hand mijn wenkbrauwen ophoudend -ze zijn niet zo'n vroege vogels- en mijn andere hand afwisselend aan het stuur en de kop hete koffie, weet ik heel goed waarom. Er is niets mooier dan van op de trap naar beneden turen. 

Als dan, om 15u30, de schoolpoort stilletjes aan sluit, lijkt de adrenaline van me af te glijden. De rush is voorbij, de kopies keurig -of niet zo keurig- ingevuld. De klas lijkt stilletjes aan in te dommelen, moe van al het geloop en het geleer.
En dan gebeurt het. Dan glip ik stilletjes weer naar boven, naar de boomhut van onze school -hét enige tweede leerjaar-, en geniet ik van de snippers op de grond. Ik raap ze op, en vind een potlood. Of drie. Zonder te kijken naar de nummer die er op staat, weet ik in wiens bakje het thuis hoort. Is het de afgeknabbelde achterkant? Of misschien de piepkleine lettertjes opzij? Geen idee...Maar me vergissen doe ik niet. 
Dan  hoor ik voetstappen op de trap. "Juf, ik ben het, het monster!", en een beetje onzeker stapt het binnen. Een monster-tje. Maar eentje die nog even moet 'juffen'. Een babbeltje doen. Of ik misschien een taakje voor hem heb? Plichtbewust zet hij de stoelen op de bank, en vertelt me alles wat hij maar kan bedenken. Ik hoef niets te zeggen. Hij praat voor ons twee. Als een groot oor absorbeer ik elke letter, elk woord. Hij denkt na over zijn zinnen en wikt en weegt. 

Samen gaan we naar beneden. Een aai over een hoofd en een loeiharde high-five. Met de Beatles op de achtergrond, rij ik elke avond een uurtje naar huis. De trein heb ik gelaten voor wat het was, de achterdocht was wel weg, maar de vertragingen waren er jammer genoeg nog te vaak.
Morgen rij ik om 6u30 weer naar Brussel, met twee handen vol.